op de breede schouders; de wijde plooien van ’t zwarte boetgewaad verbergen nauwelijks den forschen bouw van den reusachtigen Madurees. Aan elke zij gaat éene zijner vrouwen zusters van den keizer, vorstinnen des rijks, die nooit zich aan ’t volk vertoonden dan omgeven door een rijken stoet van hovelingen, te midden van gong- en gamelangspel, treden daar voort tusschen twee muren van orang-ketjil (gemeen volk) gekleed als gemeene koelivrouwen!

De gevangenen zijn omringd van een dichten drom krijgslieden met uitgetogen krissen en eenige flambouwdragers.

Met trotsch opgetrokken lip en vlammend oog ziet TAiiOENA-DJAiA om zich heên en al het volk valt op het aangezicht ter aarde voor den Grrooten Heer.

Ja, hij was groot grooter in zijne vernedering, dan toen hij met krachtige hand het steigerende ros bestuurde aan het hoofd van zijn heir!

De sombere trein verdween in ’t binnenste van den Dhalem.

De Bangsal groote zaal is geheel met toortsen verlicht. De keizer zit daar op zijnen throon. Ter weerskanten zijn de Nederlandsche bevelhebbers geschaard en langs de zywanden der zaal staan twee rijen gewapende orang-kaiaas (edellieden).

Alles is dood stil.

Daar wordt het voorhangsel opgeheven —en de