schouderblad weder uitgekomeii. Een stroom zwart bloed kleurde den bodem.

Met luider stem hitste hamanobat zijne hovelingen aan, het begonnen werk voort te zetten. Als bloedhonden vallen ze op het lichaam aan en scheuren er geheele stukken af; het noch lillende hart wordt uit de dappere borst gerukt en maar reeds genoeg, wellicht te véél bloed in onze schilderij! Reeds genoeg, méér dan genoeg, de schande ontdaan van haar afzichtelijk kleed zonder noch acht te geven op de stem, die ons aanklagend toefluistert, dat ook de hand van een blanke gezien werd onder de opgeheven krissen van de slaven der wreedheid.

Het lijk van den groeten veldheer werd buitengeworpen op een mesthoop.

Noch is het nacht. De maan is reeds ondergegaan. Daar nadert in de verte het roode schijnsel eener flambouw: twee mannen worden zichtbaar. Het zijn oude dienaren van taboena-djaia; ze begeven zich naar de plaats waar het lichaam van hunnen heer verachtelijk ligt neêrgeworpen.

Zie, daar nemen ze ’t lijk op en leggen het op een baleh-baleh; ze dragen het wech naar eene stille plaats in het woud en begraven het daar.

Eene wijle noch toeven ze; dan nemen zij de baar op en gaan heen als ze gekomen zijn; noch lang klinken hunne voetstappen in de stilte van den nacht;