11.
'k Wil dan ook dien drank hier prijzen
Die, bij elk slechts eens geproefd,
Niets behoeft
Om zijn’ roem nog te bewijzen,
En die hoog door hen geëerd
Daar door niemand wordt geweerd.
Ziet deez’ drank met zooveel zorgen
In een kenlsche pot bereid
Eerst een tijd lang weggeborgeu
Dan geproefd met veel beleid.
Waar 'k dien nectar zie verschijnen
Doet hij ’t harte vrolijk zijn.
’k Zing mijn lied dus voor rozijnen
In den franschen brandewijn.
111.
Niemand zal de voorkeur geven
Aan een volgesehonken glas
Van wat ras
’t Zij madera port of bitter.
Zoo hij deze vrucht slechts ziet
Wankelt hij in keuze niet.
Ziet, hoe goudgeel zijn haar' kleuren
En hoe zoet is niet haar’ smaak,
Zoodat hij die haar gaat keuren
Deez’ wil proeven, o zoo vaak;
En volstrekt niet wil verkwijnen
Bij elk ander glas vol wijn;
Maar steeds kiezen zal rozijnen
In den franschen brandewijn.