een goede vent, die van dek kwaso? ; met wat een zorg hielp hij me in bed, toen hij me ’s morgens bij mijn uitgebrande kaars vond ingedut trouwe ziel! Alweer een lijkstaatsie; vrede zij zijner assche, of hij goed of slecht was, die daar in de kist ligt; een ernstige buurt hier, met een dagelijksch memento mori.

Wat heeft de mensch toch een boel vóór boven zijn medecreaturen; Heer der schepping, een bij uitstek goed gekozen woord; ik ben dankbaar dat ik niet ongeboren ben. Kom, laten we een solopartij aanstemmen.

Mijn oude lui zijn wel niet in mijn onmiddelijke nabijheid, maar wat doet ’t er toe? Als er thuis wat is, kan ik in een minuut berigt krijgen , en naar huis gaan geschiedt in een wip; ik heb hier vrienden van dezelfde jaren en dezelfde positie, daarenboven heb ik een eigen huissleutel; kom ik met vacanties thuis. ik word dan veel meer geapprecieerd dan mijn broer, die bij papa op kantoor is; mijn moeder steelt dan van papas beste sigaren voor me, en van mijn oudste zuster krijg ik tienstuiversstukjes a discrótion. Die Kapenaars en dat soort van lui hebben ’t in dat opzigt vrij wat beroerder. Dat dunkt me.

Twaalf uur! is ’t nu niet heerlijk om zelf kofïij te mogen zetten en om een half dozijn eijeren te verslinden, als men er trek toe voelt? Meester niet alleen over de koffijpot, maar meester over al zijn doen en laten; wat een genot als men dan zijn pligt doet! ln die vier jaar heb ik mijn pligtbesef dan