misschien den toiletspiegel er bij, met eene algeheele vernieling bedreigde, toen mijn oog viel op een klein vrouweportret en ik, alle oorlogzuchtige plannen vergetende, geduldig weer aan ’t werk toog.

Daar ’t niet ten eeneinale onwaarschijnlijk is, dat ook jonge dames deze bladen onder de oogen zullen krijgen en anders hebben eenigen mijner lezers wel eene znster, nicht of andere betrekking acht ik het niet ondienstig te dezer plaatse eenige opmerkingen ter harer waarschouwing in te lasschen on haar opmerkzaam te maken op een kwaad, dat in onze dagen hand over hand toeneemt en veel onheil aanricht, ik bedoel de „photographie-albnms.” Veel hiervan te zeggen ware overbodig; het herhaaldelijk beschouwen van een of ander portret, dat men onder voorwendsel van het „absoluut te moeten hebben voor zijn album,” is machtig geworden, kan klaarblijkelijk in vele gevallen niet anders werken dan verderfelijk, gelijk men ten overvloede zien kan uit mijn voorbeeld. EMMAAS portret namelijk ge zult natuurlijk begrepen hebben dat ik van emmaas portret sprak sloeg, zooals we reeds gezien hebben, den bodem in aan mijn mannelijk voornemen om een einde te maken aan mijne drukkende slavernij, en maar laat ik niet vooruit loopen.

Het weerbarstige knoopje gaf eindelijk toe en daar mijn kuif, waarmee ik anders ook noch al moeite plach te hebben, waarschijnlijk afgeschrikt door het lot van voornoemd knoopje zich dien avond zeer