Ik was dan, gelijk ik zeide, gereed om te gaan; maar mijn horloge overtuigde mij dat het daartoe, niettegenstaande mijne worsteling met het knoopje , noch veel te vroeg was. Ik zette mij dus neder en hield mij bezig met eenige tijdschriften te doorbladeren, die de jonge van de vermaarde firma kemink & zn. juist gebracht had, voornamelijk om wat stof op te doen voor ’t gesprek met papa laatsmaït. Ik doorliep eenige vervelende stukken over de droogmakerij van ’t Haarlemmer meir, over eene verbetering van de locomotief, de ondeelbaarheid der zuurstof, een nieuw mestsurrogaat de oude heer was eigenaar van eenige kostelijke landgoederen en hield zich dientengevolge met allerlei landbouwkundige knoeierijen bezig verbeterde ploegen enz. met het vaste voornemen om ze dien avond te plukken en te havenen, zooveel maar mogelijk was, zonder er eenigermate eene gewetenszaak van te maken den respectieven schrijvers meeningen toe te dichten, die wellicht nooit bij hen waren opgekomen.

Eindelijk, eindelijk, sloeg het fasliionable uur en ik kon gaan en ging.

De livereiknecht die mij binnenliet, ging mij voor naar de zaal en sloeg met veel zwier de dubbele deuren open want ’t ging deftig toe bij de laats-MANS, al was ’t maar een familiaar soireetje:

„Monsieur waemonj) !”

Daar was de Weledelgestrenge heer gbiiaed , jan, JAKOB LAATSMAN, particulier, met zijn goedhartig.