worden bilieuse temperamenten onthaald op snijdingen in t colon. Velen zijn zeer op hunne hoede tegen dolle hondjes, en als een uit dit gedierte zich in hunne nabijheid bevindt, aaijen en streelen zij ’t met een onbegrensd respect. De anders zoo heldere hospita is door de schoonmaak het symbolum geworden der onreinheid; badienetjes en geele broeken zweven weer rond langs ’s Heeren weg. ’s Zondags loopt men geregeld do Tivolis af, en verveelt zich nog al op den duur, hoewel er muzijk gegeven wordt, en stijfheid er de eerste viool speelt. Sommige personen trachten er bij al het natuurschoon zeer morsig uit te zien, bij wijze van geleerde distractie; terwijl weer anderen in glimlagchende verlegenheid hun zomergoed maar half durven luchten, nit vrees, dat men ze impertinent zal vinden of kwasterig. Men ziet geëngageerde paren als uit den grond rijzen, en ’t plantsoen tot een toovertuin maken met veel gekir en getrekkebek (derangeert u niet!) , terwijl magere jonge heeren zich hoogst ondeugende kortswijl veroorloven op de smeltende vleeschheuvels van corpulenter medecreaturen. De bloeimaand stemt het hart der maegden tot een ziekelijke sympathie voor de heeren der schepping, en de doctoren verkondigen aan alle huismoeders, dat er generaal schoonschip moet gemaakt. Luilakken vinden in temperatuursverandering een pretext voor hun rekken en geeuwen, en diepzinnige patresfamilias houden aanteekening van nachtvorsten en hagelslag.

A. C. W.