Eindlijk ging ik dan daarhenen
Kwam ik weêr in bosoh en veld,
Maar bij ’t weerzien mijner dalen
Werd ik droef teleurgesteld.
’k Groette ’t oord als oude vrienden
Die ik om hun trouwheid eer ....
. . .’t Hart sloeg zwaar mij in den boezem
Emma vond ik er niet meer!
’t Bergpad loopt nog steeds zich kronklend
Naar den kleinen, dartlen vloed
Maar geen teedre dierbre moeder
Komt mij daar meer te gemoet.
Klinken ook nog steeds uw groeten
Langs de rotsen, oude vliet!.. ..
Ach de vriend die in uw munnlen
Tot mij sprak, dien hoor ik niet.
Woud! waar zijn uw nachtegalen
Wier gezang ’k zoo vaak genoot?
Weiden, waar uw zachte bloemkens.
Die mij Emma spelend bood?