dingen op. De meesten echter noemen het eene droevige herinnering aan de schoolbanken. Een verbeterd stuk, waarbij de kandidaat zich bediend heeft van de wenken der Professoren, kan geene proeve meer zijn van zijne bekwaamheid tot het predikambt. Het luisterend publiek kan daaruit alleen een oordeel opmaken over zijne oratorische gaven.

En moge op enkele voorstellen ook al met volkomen regt de titel van min kunnen worden toegepast, verreweg de meeste candidaten zijn in staat, zoo al niet een volmaakt, dan toch een passabel voorstel te leveren.

De ongunstige uitslag van vele proponents examens, en dat wel soms als niemand dat verwacht had, doet ons allen met verlangen het oogenblik te gemoet zien, waarop deze mysterieuse plegtigheden publiek zullen worden. De oude gewoonte zal eenmaal toch voor den geest onzer eeuw, die overal publiciteit vordert, moeten wijken. Wel heeft de Utrechtsche theologische faculteit nog geen antwoord ontvangen op het adres, ten dien einde aan de synode opgezonden, maar wij blijven nog steeds hopen.

Ook wordt dikwijls betoogd, dat ter verkrijging van denzelfden graad, dezelfde eisschen aan allen moeten worden gesteld, en dat het dus wenschelijk ware, dat alle aspirant-proponenten door eene commissie geëxamineerd werden; of ten minste dat alle academiën den geheelen kring van plaatsen des onderzoeks doorliepen. Zoo doende zouden de Utr. Stud. ook soms voor de