mengelwerk zal er niet in te vinden zijn, om de eenvoudige reden dat een goed Student niet vei’waand is, en een goed Student dus niet zal schrijven in een Almanak, waarvan de redactie beweert dat hij een »model van litteratuur” moet wezen.

Wanneer de redactie het derde gevoelen is toegedaan, dan zullen de uitkomsten verschillen. Komen er genoeg stukken in, en zijn die goed, dan geeft dit geen bezwaar, de Almanak zal ook goed zijn. Zijn er geen stukken genoeg, of zijn ze slecht, dan kan de redactie dit bezwaar uit den weg ruimen, wanneer ze zelve in staat is goed te schrijven. Maar, wat toch ook kan gebeuren, zijn de stukken slecht, en kan de redactie zelve geen goed werk leveren, waartoe ze zich toch zedelijk verplicht acht, dan ziet het er miserabel uit. Zij zelve zal er de wrange vruchten van plukken, en de Almanak is volstrekt zonder beteekenis. Hij drukt den studentengeest niet uit, want deze laat zich niet dwingen.

Het is na deze opmerkingen, dunkt me, niet heel moeielijk om tot het besluit te komen dat geene der vermelde meeningen den Almanak maakt wat hij wezen moet; en dat hij niet goed kan zijn, zoolang eene dier meeningen hem beheerscht. Wij moeten dus nagaan w'elke opinie alleen de w'are zal zijn.

In het begin heb ik gezegd dat elk voor zich de handen aan het werk moet slaan, zoo hij wil dat het