rnet op de Colleges missen. Hij heeft nog voor geene testimonia’s of examens te zorgen, welke plagen het voorhoofd van den oudstudent zoo dikwijls doen rimpelen, en zijn hart met zorgen en angst vervullen. Van een mathesis examen toch kan men naauwelijks spreken, het is »een examen met permissie.”

Frits bezocht wel eens wat Colleges, maar «stijdoopen” deed hij toch nog niet, menigen morgen bragt hij met zijne vrienden door in de schoone natuur, en bezocht Zeist, Soestdijk en andere uitlokkende plaatsen rondom Utrecht; maar ook menigmaal bleef bij ’s morgens op zijne kamer, in gezelschap van oude en nieuwe classici. Heei’lijk waren die morgens, als hij daar zoo geheel op zijn gemak, geheel vrij zat, onder het genot van eene lekkere pijp en wat schoone gedachten van den een of anderen schrijver, neen het luidruchtigste genot is niet altijd het grootste. Maar de boog bleet dan ook bij Frits niet den geheelen morgen gespannen. Als hij eenen tijd lang gelezen, of gedacht had over de waarde van het gelezene, stond hij wel eens op om door zijne kamer te wandelen, en eens op straat te kijken, of de wereld buiten hem nog bestond.

Natuurlijk wendden zijne blikken zich dan ook wel eens naar de ramen daartegen over hem, en dan zag hij daar de lieve gouvernante zitten, bezig de kinderen te onderwijzen.

Dikwijls scheen dit gezigt eene bijzondere aantrekkelijkheid voor hem te bezitten, ten minste dit spionneren duurde wel eens langer dan Louize aangenaam