aan, als of liij wou zeggen: jao ge nieugt slim zien, maor ik ben ’t ok, ge zult, Gert gen rad veur d’ oogen drêjen. |

Eu het duurde niet lang, of ik zat rnet de twee eerbiedwaardige kerkenraden, mijne toekomstige critici, oj <len wagen, om naar Kleistede te hotsen.

Een in de tabaksplant genoten borreltje klare bad Gijzen Kees spraakzaam gemaakt, en -wij schokten onder een druk gesprek over den niet zeer effenen weg. Hij vertelde mij zoo veel van de schoonheden van zijn dorp, dat ik verwacht zou hebben in een paradijs te komen, zoo mijne eigene oogen mij niet hadden verhaald, dat de streek weinig van een Eden had. Want dit is eenen eigenaardige karaktertrek van eenen boer, dat hij meer dorpslievend dan vaderlandslievend is, een boer vecht voor den naam van zijne woonplaats, al zou hij in den strijd voor zijn vaderland het hazenpad kiezen. Mogelijk kan zijn brein dien wij deren band, die de bewoners van een land verbindt, niet zoo goed vatten als dien engeren. lilogelijk ook neemt hij in aanmerking, dat de eerste soort van gevechten w'at minder gevaarlijk zijn.

Ook gaf Gij zen Kees hoog op van de bekwaamheden der proponenten, die reeds voor mij lumne gaven hadden doen hooren, en zeide, dat ik het al mooi moest maken, om sommigen daarvan te overvleugelen.

En reeds een veertigtal was voor mij opgetreden' want de eonsnlent had in overeenstemming met dl