dezer wetenschap belmndeld, en niet het minst aanlokkend is de behandeling der Homiletiek, waarmede ZIIG. thans een aanvang heeft gemaakt. Vooral meenen wij ZHG. dank verschuldigd te zijn, voor de wijze waarop hij uitvoering gaf aan zijn in ons vorig verslag reeds vermeld plan met betrekking tot de historisch-exegetisch-homiletische behandeling van den Heidelbergschen Catechismus. Wij gelooven als onze gegronde verwachting te mogen uitspreken, dat de hieraan gewijde lessen, indien ze met niet minder trouwe belangstelling worden gevolgd dan gegeven, eene regeneratie zullen te weeg brengen in de toekomstige Catechismus-prediking en den Catechismus, onder ons wegens onkunde vaak minder gewaardeerd, in welverdiende eere zullen herstellen. Daar het, wegens gebrek aan tijd, niet wel doenlijk bleek te zijn, om met de behandeling van den Catechismus grondige oefeningen in het maken van schetsen te verbinden, verheugt het ons, dat de Hoogl, tijd noch moeite ontziende, weder een zoogenaamd Schetscollege voor de Theol. Cand. heeft geopend. Hetgeen we hier reeds deden en hoorden, doet ons vertrouwen , dat dit liefhebberij-college zeer belangrijk en zeer vruchtbaar zal w'orden.

Eindelijk moet nog het college over de Christelijke Dogmatiek vermeld worden. Niemand zal ontkennen, dat hier een groote rijkdom van stof met groote warmte van overtuiging en met veel tact werd behandeld, al mogen we dan ook niet verbergen, dat niet weinigen