11.

Een Toor Charlotte,

DIE ERS TEEL VBIENDINSEE HAD.

Albumblaadjes, lief geteekend,

iJoosjes en vergeet-mij-niet,

Met symbolen, wel berekend:

Treurend duifje, trillend riet,

Scheepje op spiegelgladde baren.

Of van ’t anker losgerukt.

Hondjes, bij de grafpilaren

Van den meester neergebukt!

Albumblaadjes, fiks geschreven.

Tintelend van vuur en gloed.

Die aan beem’len in dit leven

En aan eng’len denken doet.

Dweept van onverbreekb’re koorden.

Die de vriendschap vlecht en bindt,

Zingt van onbestaanbare oorden.

Onbekend met storm en wind!

Als ik door de lieve handen

Van Constance of Cornélie

Uit uw bordpapieren banden

O aan ’t daglicht brengen zie

O, dan roep ik in verrukking:

Menschengeest, wat zijt gij loos!

Zooveel, bij geringe drukking.

Zooveel vriendschap in één doos!