Het zangertje kwijnde, met ’t hoofdje op de borst,

Wijl de dorst

Hem het keeltje deed schroeien;

Toen spilde ’t zijn krachten, zijn laatste, aan dit lied

„O verdriet.

Laat haar tranen weer vloeien !”

Het viel van zijn twijgje, met bloesems bekleed.

En het leed

En het smachtte niet langer;

Maar tranen, die smart aan het meisje hergaf.

Drupten af

Op het lijk van den zanger.

K.... q