63

Te (liep J Zoo ja, waaromJ

„Die schrijTer is zoo diep!” zoo hoor ’ku telkens klagen.

Gij vindt hem zoo verward, z00... z00... enfin! zoo duister,

En naamt het kloek besluit uw hoofd niet meer te plagen

Met zulk een onverstaanb’re taal. Maar vriendlief, luister!

’kWou vragen: Sinds wanneer per se het diepe gold

Voor ’t zelfde als duister? Voorts: of ’t soms ook hieraan schort,

Dat gij, mijn vriend! uw dieplood niet genoeg ontrolt.

Of wat wel erger waar’! is dat misschien t e kort?

IV.

Eeu Gurcrwachte uitkomst.

(Of! Proeve van verklaring van letterkundige verschüuseien volgens

eene nieuwe theorie.)

„Homerus! held der zangers! nooit genoeg geprezen,

„En gij, o Milten, Maro, Tasso, Bilderdijk !

„O starren, eens vol glans aan ’t firmament verrezen

„En nimmer sinds verbleekt! gij vorsten in het rijk

„Van ’t heidenlicht! o, zeg mij door wat kracht gedreven

„En aangevuurd, schiept gij uw onverganklijk lied,

„Zoo forsch gespierd, zoo schoon, zoo krachtvol, zoo verheven ?

„Dan druk ook ik uw spoor! o vreugde! o blij verschiet!”