(Ie wind zoo frisch blijft waaien, of niet draait”, en meer dergelijke conditiën.

Spreek nooit de lust en begeerte der aanwezigen te veel tegen, want, bij onverhoopte mislukking van uwe voorspellingen, zijn dan do aanvallen op uwe weerkennis des te kwaadaardiger.

Bedien u vooral van kunsttermen; gebnuk b v. de woorden, sruimen” en skrinipen ’ voor bet draaien van den wind. Gij overbluft daarmede ben, die deze woorden niet kennen, en daarmede is veel gewonnen.

Blijkt nu, wanneer gij al deze regelen hebt behartigd, uwe voorspelling nogtans onjuist, en voegt men u dan spottend toe: »nu, als wij weer eens uitgaan zullen we u nog eens naar het weder vragen, dan moet gij, even als wijlen Xenophon, uwen naamvestigen door uwen terugtocht. Wanneer men met uwe weerkennis een loopje wil nemen, zegt gij zeei bedaard: »ja, lach maar, iedere regel heeft zijne uitzondering. Wie had ook verwacht dat de wind zoo geheel zou gaan liggen?” of: »maar wie had ook op zulk eenen storm gerekend?” Voeg er dan tevens bij »maar van achteren beschouwd waren er toch wel teekenen, die voorspelden, dat het zoo gaan zou, onder den wind was het niet heel helder,” of, »die windveeren, daar had ik meer op moeten letten.” Zoo doende zult gij spoedig den naam van eenen perfecten weerkenner krijgen. |

Hoogst gevaarlijk, mijn zoon, zijn voor de kenners uiensclicn» die er behagen in scheppen, hun stiik»