ken te leggen; die linn sigaren van eenen cent geven en dan zeggen: »nu zult ge eens wat fijns proeven”; of, die, als zij hunne gewone thee hebben, vragen: swilt ge nu eens wat lekkers proeven?” Veel beleid is er noodig, om zulke klippen, die dikwijls zelfs den meest gerenommeerdeii kenner gevaarlijk zijn, te ontzeilen. Ik zal u in het hiervolgende voorbeeld toonen hoe ge u dan te houden hebt.

Gij zit, na eenen goeden maaltijtl, bij een uwer vrienden, en deze geeft voor monsters van fijne sigaren te hebben ontvangen. Gij staat bekend als zulk een goed kenner, dat hij uwen raad wel eens wil inwinnen. Daar komen de sigaren aan, twee aan tw'ee gebonden, met nette lintjes van verschillende kleuren.

Natuurlijk laat gij zijn gelaat geen oogenblik onbewaakt. Hij knipt de lintjes door en biedt u de sigaren ter keuze aan. Ga bij uw'e keuze en bij het opsteken bedachtzaam te werk; bekijk, beruik en bevoel de sigaar van alle kanten, met een gezicht alsof gij den Cohinoor en niet eenvoudige tabak voor u hadt; alsof gij de wagrheid van een philosophisch stelsel, en niet de waarde van eene sigaar moest beoordeelen. Ga nu achterover in uwen stoel liggen, en blaas 7 a 8 bij afwisseling groote en kleine rookwolkjes uit; gij bekijkt den rook, haalt hem, voor hij zich in de lucht oplost, nog eens met de hand onder den neus, brengt het vuur ook eens onder dit lichaamsdeel, en laat den rook daardoor eenen uitw'eg zoeken. Snuif van tijd tot tijd met veel geraas den rook op. Nu vraagt gij

4'