tot de jongste jongens en meisjes toe, niet waar man ?”

sJlaar Mama, vond u dat niet allervreemdst en aller gekst ?

»Och, dat hoorde toen zoo!”

»Maar dan toch bij ’t uitgaan van school, dan moesten de meisjes eerst, niet waar ?”

»Wel neen, de meester zei altijd als de jongens hun werk af hadden, en ’t twaalf uur was, nu kunnen jelui gaan ; eerst de oudste jongens en de oudste meisjes en zoo vervolgens; en dan ’smiddags, als wij moesten rekenen, hielpen ons de jongens eerst gauw aan onze sommen voor dat de meester kwam.”

»Die nare sommen hê, hoe heerlijk!”

»Ja, maar Papa wou mij nooit helpen , dat vond ik niets lief van hem ; maar dan deden de andere jongens het, en eens toen vroeg hij mij, of hij het eens doen zou en wat stond er onder ?”

«Hondje stil vrouw!”

«Nu Mama, wat dan?”

«Voor mijne lieve

«Maar hoe oud was u dan toen?”

«Ja, Papa zal zoo wat zestien jaar geweest zijn, en ik een jaar jonger; maar we plaagden mekaar altijd met heele anderen. Ja man, dat hadden wij toen nooit gedacht; alleen als er sneeuw lag, en als de jongens dan gooiden, dan heb ik wel eens voor mij zelf gedacht: «waarom of hij toch altijd zoo half voor mij gaat staan.” En dan hadden w'e een bus, w’aar ieder wat in