lang en mager, andere corpulent. Welk een vreemd soort van lui! gij ziet er piepjongen, onder ouderen; ja zelfs al een enkel oud heer; maar jong lijken ze toch nog wel, want ze hebben meest allen een ongegeneerden gang, ten minste de een geneert zich niet met groote stappen te loopen, evenmin als de andere om met treden, zijn handen op den rug, zijn pad te vervolgen. Kijk die eens 1 hij heeft zeker nog niet ontbeten, want hij ziet zoo nijdig naar de meLsjes die met theestoven loopen; ’t lijkt wel dat hij onder de plak zit van zijn ploertinnetje. Ze hebben bijna allen een bordpapieren of versleten tas onder den arm; eenige een enkel cahier!”

»0! dat zijn de mannen van vrije .studie!”

»Zoo ! en wat gaan ze dan zoo vroeg doen ?”

»Wel, ze gaan collegie houden!”

»Daarin zijn ze zeker vrij ?”

»Ja, ten minste ze behoeven geen vaste lessen op te zeggen en zoo al meer.”

»Maar wat gaan ze daar dan doen ?”

»Ja, hooren wat professor zegt, en een ieder staat het vrij dit te gelooven.”

»Ei! is dat de vrijheid ?”

ï.la , en ze behoeven er nooit vóór kwart over achten te zijn, en dat ook zoo bij ieder volgend uur, dus dat is wel degelijk vrij ; en dan zijn ze vrij om een dagje weg te blijven, altijd, wel te verstaan, als ze het dictaat maar kennen op ’t examen.”

»Zoo, dus in die tassen hebben zij hunne dictaten ?”