Wij, bij het licht van het woord onzes Heeren,
Blijven ook hier onzen Schepper vereeren,
Die de granieten opeen heeft gehoopt.
Toch, hier heeft Kunst met Natuur zich verbonden.
Hier het Genie eenen doortocht gevonden.
Eedle von Bulow! U wijd ik mijn groet!
U zij de dank van de laatste geslachten.
Stout was uw pogen en edel uw trachten,
En als die rotsen zoo stevig uw moed.
Eer zij ’t Genie! neen, den Schepper gegeven.
Hij is de bron van het Licht en het Leven:
Mensehelijke kunstnaars ze scheppen door Hem !
Hij blaast de vonk des vernufts in de zielen.
Kindren der aarde, voor Hem zult gij knielen.
Machtigste Geesten! gehoorzaamt Zijn stem!
Zing dan Bode
Hem uw lied.
Nu gij schuimend
Nederschiet.
Meld Zijn glorie
Dag en nacht.
Loof Zijn liefde.
Koem Zijn kracht!
Stormen temt Hij
Met Zijn hand;
Stroomen klemt Hij
In den band,
Bergen schiep Hij