niet kunnen krijten van pijn of kraaien van vreugd .... dat is zoetheid. Een kind, dat schreeuwt als het gedoopt wordt, is slecht gebakerd. Het is een ramp dat niemand zich herinneren kan, hoeveel medelijden hij in dat pantser met zichzelven gehad heeft; onze zuigelingen zouden er bij winnen

Bijna ieder tracht zich eenige graden boven zijn stand te kleeden. Zijde en satijn omwolken vaak de gestalte, die berekend was voor bombazijn en katoen, en de paradijsvogel leent zijne vederen zoowel aan de geurige lokken der markiezin, als aan de stugge borstelharen der rentenierende water- en vuurvrouw. De mannen zijn in dat opzicht, even als in de meeste opzichten, veel dommer dan de vrouwen, want de vrouw kan haar nederigen stand soms volmaakt verbloemen door haar toilet (zoolang ze niet tot spreken genoodzaakt wordt), maar bij den opgeschikten man zijn altijd onloochenbare kenmerken voorhanden, die bij het eerste gezicht den vermomden kapper of schoenmaker aan het licht brengen. Zulke kenmerken zijti onder vele: Een groote glimmende krul of haarlok, in den vorm van een enorm slakkenhuis, die met kunstig beleid en geweldig geduld tegen de slapen wordt bevestigd en tot steunpilaar dient van den scheefgeplaatsten hoed; Eene eigenaardige stijfheid in den hals, veroorzaakt door ijzerharde boorden, die zich daar blijkbaar minder op hunne plaats gevoelen, en inderdaad een ornament zijn dat weinig te pas komt