tijd iets aan te merken hadt op de meisjes, die ik mooi vond , maar het getal kindermutsjes en schoentjes door uwe dorre vingeren gemaakt is talrijk. Als ik een avond hij u had doorgebracht, luisterende zooveel in mij was naar de herinneringen uwer schoone jeugd, of met u het edele jasspel beoefenende, dan verliet ik u wel met de overtuiging, dat ik mij verveeld had , maar ook met de zekerheid, dat ik een goed werk had verricht, en met de stille hoop niet van u te zullen droomen. Ik weet niet of gij nog leeft, maar het zal mijne eerste vraag zijn als ik uw dorpje bezoek, en dan zal ik nog eens met u komen smousjassen, en nog eens naar u komen luisteren. .

Hoe diep waart ge te beklagen , oude jufvrouw Groot met uwe nog ongelukkiger dochter. Geen oogenblikkondt gij ze alleen laten, uw geheele leven was een lange bittere angst, een afmattende strijd, eene voortdurende uitoefening van deugd, en als ge mij dan zeidet: Er is maar éene zaak, die mij verontrust, wat zal er van mijn kind worden als ik dood ben, dan begreep ik de eenvoudige grootheid van uw oud hart, dat den strijd aanvaardde tot het einde toe, dan gevoelde ik eenigzins hoe lief eene moeder haar kind heeft, ook als het een voorwerp is van angst en schrik voor anderen.

Mijnheer van der Vlucht behoorde tot de groote mannen, dat wil zeggen, hij was erg lang, erg dik en erg dom, en hij leefde in onmin met zijne echt-