Eene beschrijving van een Leidsch student, met de/e vrij wel overeenkomende, vinden wij in een werkje, hetwelk eene eeuw lang onder de Duitsche studenten een ongehoord debiet gehad heeft *).

Studiosi Characterismus Belgico Latinus.

Lugduni studuit quidam psaltista,

Die zijn vaderlik goed meestal verquist had.

Musicus erat atque citharista.

’s Avonds op straet te scrappen, tieren en baren.

Et alta voce sta, sta vociferare.

Een kaertken te speelen in plaets van studeeren,

Libros vendere en ’t geldt te versmeeren ,

Een nachtken te tictacken of verkeeren:

Sou ook een Eesel zoo wat niet wel leeren ?

*) Nugae vencUes, sive Thesaurus ridendi enz. Francof. 1703. De eerste uitgave verscheen in 1642, de achtste in 1740. Het boek is eene verzameling van verschillende, soms vrij geestige geschriften, waarvan de meesten op het Duitsche studentenleven betrekking hebben. Zoo vindt men hierin eene „Disputatie physiologistica de jnre et uatura pennalium” (onze groenen), eene »disputatio de cornelio et ejnsdem natnra ac proprietate” d. w. z. over landerigheid, vooral die, welke uit geldgebrek voortvloeit. Verder bevat het ook eenige Theses inaugurales met tractatus de studiosis, de hospitiis , enz. Het boek eindigt met eene Crepundia Poëtica, waarin meest Latijnsche verzen, een enkel half Latijn, half Duitsch zich bevindt; dit is het eenige Hollandsche vers in dezen bundel.