van het Hooge Huis te Beesd. Over de geschiedenis van dit laatste geven wij vooraf eenige inlichtingen, opdat de lezer niet in dwaling gerake, en de drie adelijke sloten te Beesd, het Blauwe, het Lage en het Hooge Huis niet met elkander verwarre.

Pontanus (Histor. Gelric. hl. 339) verhaalt ons, dat Maria van Brabant, de wed® van Reinoud 111 hertog van Gelder, op 1 Maart 1399 kwam te overlijden en voegt er hij dat zij tijdens haar leven de „ars instructissima’' te Beesd heeft doen bouwen. Deze uitdrukking wijst als van zelf op het Hooge Huis, ’t geen zoo hecht en sterk was, dat het een kleine eeuw later onder de leiding van Ooruelis Pieck zeventien weken lang de volle macht van den Gelderschen hertog kon trotseeren. Doch loopen we den tijd niet vooruit. In 1403 werd Willem van Buren, naar luid der Geldersche leenregisters, door den hertog met het Hooge Huis te Beesd beleend. Ten jare 1424 op Donderdag na „Reminiscere” droeg „her Willem, here tot Bueren ind tot Boisinchem” dit huis over aan zijn neef Gijsbert Pieck, zoon van Arend en Ida van Buren Alardsdr, en op denzelfden dag werd door den hertog daarmede beleend „Gijsbert Pieck onsen raet”, *) ambtman van Beesd en Renoy. In 1442 volgde Gijsberts zoon

') Zie het leenproces, vermeld op bh 425 van het Register op het archief van het Hof van Oélre; ook verder zullen wij nog meermalen daar inlichting vinden.

2) Wijl we de ambtmannen van Beesd en Renoy in deze bijdrage herhaaldelijk zullen ontmoeten, geven wij hier de volle reeks, althans zoo ver wij op onzen weg hen aantroffen:

Gijsbert Pieck, hierboven vermeld, ontvangt op 19 Juli 1414 de ambtmannij in pandschap (Nijhoffs Gedenkwaardigheden 111 n”. 351.)

Arend Pieck Gijsbertsz., ambtman in 1457, en weer in 1465 1467 (Gedenkw. IV n“. 318 , 420 , 459.) ’