Het Latijn is zoo eenvoudig en ongekunsteld mogelijk en in sommige zinswendingen zelfs van barbarisme niet vrij te spreken; maar misschien komt daardoor de naïeve vertaal trant van den schrijver nog meer tot zijn recht. Men wordt getroffen door den stillen j maar gloeienden godsdienstzin, die onze voorvaderen, door den alverteerenden zielenijver, die de Missionarissen in dien hangen tijd van verdrukking bezielden, door het kinderlijk geloof en vertrouwen van den Apostolischen Vicaris, waarlijk een geloof, dat bergen kon verzetten: dat alles herinnert vaak aan de eerste Christentijden en aan de kerk der katakomben. Het document, waarvan onze kopie is genomen, is naar het schrift te oordeelen waarschijnlijk het origineele stuk. Dei eigenaardige en dikwijls onnauwkeurige interpunctie, die hier verbeterd moest worden, scheen mij eerst een ernstig bezwaar te zijn tegen deze meening, maar kan zulks wel niet blijven, als men aan den Latijnschen stijl van het stuk denkt en vooral, als men op de volgende bijzonderheid eenige aandacht wil vestigen. De praktische wenken, die aan het verslag zijn toegevoegd , zijn namelijk evenals de woorden; „Subjungo quaedam” etc. (bl. 173), door eene andere hand geschreven dan de voorafgaande bladzijden; nu meen ik in het schrift van dit aanhangsel duidelijk en zeker de hand van PJdlippus Bovenius te herkennen, al moge deze omstandigheid op zich beschouwd niet aanstonds als geheel verklaarbaar gelden. In denzelfden Codex bevindt zich nog op losse bladen eene volstrekt gelijkluidende kopie, waarvan het schrift aan een veel lateren datum doet denken; de afschrijver behoefde zich daarover dus niet te bekommeren.

Voor een nauwkeurig afschrift borgt de inzender

Dr. Gl. Brom.