Hetgeen ZEd. meent aldus te kunnen vertalen:

„De hooggeboren zoon van den Leidschen burchtgraaf, proost en protonotarius van den paus, Dirk van Wassenaar, ligt bier begraven onder dit grafteeken. Men vrage vrij: Christus, o Godmensch, waarom scheidde hij van den tijd? In het jaar een duizend, en vijf, en tweemaal driemaal tien, en viermaal honderd, vijf dagen in Maart, te negen ui'e? Opdat hij zich de gaven des (eeuwigen) levens verwerve.”

Men verkrijgt dan zoo beslnit hij als sterfdag van den overledene 5 Maart 1465.

Tegen die lezing en verklaring pleiten, mijns inziens, geheel afdoende bezwaren.

Vooreerst, wetende dat het opschrift in verzen vervat is, zou de heer P. zes verzen moeten geleverd hebben, die zich behoorlijk, als hexameters of alexandrijnen, lieten scandeeren. Welnu, naar zijne lezing komen alleen de twee eerste verzen tot hun recht; bij de overige is niet slechts de voetmaat niet in orde, zij tellen ook een, twee, vijf lettergrepen zelfs te veel.

Op de lezing der vier laatste verzen, ieder afzonderlijk, valt dan vervolgens ook vrij wat aan te merken.

Het woord Wassenaer, ééne korte lettergreep tusschen twee lange hebbende, kan in eenen hexameter onmogelijk worden te huis gebracht. Het staat er werkelijk ook niet: de korte e van het woord is weggelaten. De ziet men evenmin voluit gespeld; ook daarvan is de e achterwege gebleven. De Wassenaer is sameiigetrokken tot DWassnaer, twee lange lettergrepen, welke juist den in ’t vers geëischten spondeus opleverden.

Nog veel onaannemelijker moet genoemd worden de lezing van het vierde vers:

„Ohriste Deus est et homo. Cur decessit ah avo V’