en moest, na herroeping zijner dwaling, in Leuven drie jaren de theologie gaan studeeren, doch ontvluchtte na een verblijf van drie dagen naar Duitschland, waar hij in zijne dwalingen herviel.

Van Arnhem togen beide inquisiteurs naar Nijmegen *) waar zij volgens een schrijven van het hof van Gelderland aan de landvoogdes, op het laatst van Maart 1550 voor de katholieke zaak werkzaam waren.

Verder vonden wij geene bijzonderheid van den zwolschen prior en inquisiteur opgeteekend. Waarschijnlijk stierf hij in 1552 of ’53, in welk jaar den lector Leonardus van Daelen de priorale waardigheid werd opgedragen.

In 1526 had hij te Zwolle de plechtige kloosterbeloften afgelegd, en schreef te Leuven, hoogstwaarschijnlijk toen hij daar professor was: UncMridion locorum eommunimn contra Lutheranos, aliosque aevi haereticos. Gedurende vijftien jaar bestuurde hij de communiteit, was daarbij ook algemeen prediker en vicaris provinciaal over de kloosters in het noorden van het land gelegen. Omstreeks Paschen 1576 werd plechtig binnen de kloostermuren het gouden jubilé zijner professie gevierd.

Ofschoon tegen den wil der conventualen, had de stedelijke regeering om de menigvuldige oproeren in de stad in 1576 verwekt, een gedeelte van het klooster tot kazerne laten inrichten, waar de soldaten de helft van het pand, de ziekenzaal en de beide tuinen hadden ingenomen. Tijdens het niet langdurige verblijf

‘) Bijdragen v. vadert, gesch. en oudheidl<unde, Nijlioff lilde d bl. 30.

Des. Bat. Dom. bl. 191.

3) Gesch, d. stad Zwolle, lUde d. bl. 151.