tot Woensdag na den zesden Zondag na Pinksteren de rekeningen had bijgehouden, vinden wij anderhalve bladzijde wit papier en vervolgens: „Ista sunt exposita ab eo tempore, quo reversi sumus ab exilio: feria post reditum nostrum .... sabbato .... Dominica II adventus.” Wijl Paschen in het jaar 1572 op den [6<ien April viel, moeten wij den Woensdag, na den zesden Zondag na Pinksteren, op den Juli plaatsen. Zoo dus de ballingschap der paters was begonnen op den tijd, dat de procurator zijne aanteekeningen had gestaakt, dan waren zij reeds drie weken gebannen alvoren de staatsche troepen Zwolle hadden ingenomen. Bij gebrek aan andere bescheiden kunnen wij het feit niet anders verklaren, dan dat de Protestanten overmoedig om de overwinningen van den graaf van den Berg reeds toen de stad beheerschten en hunne lastige vijanden uit de stad zullen verdreven hebhen. Dit vermoeden wordt nog bevestigd doordien in Augustus de stad zonder strijd werd overgegeven. De ballingschap duurde, blijkens de aanteekeningen van den procurator, nog twee weken nadat de stad zich weder onder de gehoorzaamheid van zijn wettigen vorst had geplaatst, daar reeds den November de staatsche troepen uit vrees voor Alva Zwolle hadden verlaten.

Den December nam de stedelijke regeering de volgende resolutie; „Burgemeester, schepen ende Kaidt laeten weten ende wel scherpelichen vermaenen, dat alle dieghene, soe eenich guidt, het sij oick wattet sijn mocht uth den cloesteren unde Kercken gehaelt, gedraegen oder gefuirt hebben ofte hebben doen haelen off te fuiren, dat die ’t selve terstund weder brengen ende leveren sollen an handen van die conventualen derselver Cloesteren, en Kerckmeesteren, bij verboerte