ten tijde van Lindebom *) in ruimte van bouw aan de moederkerk gelijk kwam en een toren had, even rijzig als deze. Zij was echter weduwe, en het domein der provincie, ’tgeen uit ontferming hare goederen bad genaast, trok zich haar lot zoo bijzonder aan, dat zij een goede eeuw later geheel was verdwenen, niets achterlatende dan een katers-huisje de kapel genaamd, aan haren voet, wellicht ook uit hare bouwvallen opgetrokken. Als de wandelaar op den hoogen dijk van Deventer naar Olst den Hengvorder tol is doorgegaan, dan ziet hij binnen tien minuten ter rechter zijde een weg afloopen, de Kledderstraat geheeten, die met eenige kronkeling de richting van het Oosten houdt. Wie dezen weg inslaat, vindt na vijf zes minuten te zijner rechter het katershuisje, dat van de kapel den naam voert en de heilige stede aanwijst.

Thans gaan we de marke van Olst bezichtigen, die wat minder boschrijk is, maar door schoone natuur, vooral door vruchtbaren bodem bij Hengvorden niet achterstaat. Wij treden het eerst dat gedeelte binnen, wat den naam van O verwetering draagt omdat het door de Zandwetering van het eigenlijke Olst is gescheiden. Tusschen de bosschen, die ons in den aanvang hier nog druk omgeven, ontmoeten wij weldra den bosch, welke naam hier volle beteekenis heeft. Eecht van havezathe bezit het goed niet, maar voor den Katholiek blijft het belangrijk, omdat het in de dagen der verdrukking mede een oord van toevlucht was voor herder en kudde. In den aanvang der 17'*® eeuw be-

>) Historia Episcopat. Daventriensis, hl. 175.

“) Op 16 Juni 1729 vermeldt het Gister trouwboek als gehuwd: Joannes Helderman et Maria Willemsen, vidua op de Kapelle in Hengvorden.