plaats den grijzen herder zijne hulp leenen, nam den arbeid meer en meer van hem over en hield van April tot Decemb. 1796, blijkens zijne hand, ook het doopen trouwboek bij. Na den tienden van laatsgenoemde maand werd hij geroepen naar de pastorie van Kampen, welke hij bediende tot zijn dood, 11 Maart 1808. Vóór zijn vertrek vanhier was pastoor Ekelhof gestorven en in de groote kerk van Olst begraven.

Boekel in het land van Ravenstein schonk het levenslicht en Luik de geestelijke opleiding aan Cuypers, den man die den overleden pastoor hier zou opvolgen. Op 6 Decemb. 1789 en vervolgens nog op 13 Februari 1790 treffen wij hem aan bij pastoor van Born op de Vos, waar hij destijds kapelaan zal geweest zijn. In 1791 onder het octaaf van 0. L. Vr. Onbevlekte Ontvangenis , ging hij in dezelfde betrekking naar Sapmeer in Groningerland, doch vertrok omstreeks Lichtmis van het jaar 1793 naar Kaalte om als kapelaan op den Hemen zijnen dienst te leenen.

Euim twee jaren was hij hier werkzaam en werd, na 24 Mei 1795, bevorderd tot pastoor van de Kuinder in het ambt van Vollenhove. In Wintermaand des jaars 1796 kwam hij naar Olst, waar hij op den voN gende Nieuwjaarsdag zijn eersten doopeling boekte. Slechts korten tijd dreeg hij hier de herderlijke zorg. Want op 21 Mei 1799 schreef zijne hand het laatste echtpaar in het trouwboek neer en eer de maand ten einde was, had hij zijne intrede gedaan in de gemeente van Colmschate. Na een klein tiental jaren vertrok hij nog eens en wel naar Liederholthuis, waar hij den herderstaf droeg, totdat de dood op Kerstdag van het jaar 1832 hem wegrukte.

Nu volgt er te Olst een man, wien wij gaarne