ter bewaring na aan jonker Doys, wiens nazaten straks zijn vrome taak overnamen. Eene meêdeeling van Deventers achtbaren herder B. van den Berg aan wien nogmaals onze heusche dank zij betuigd stelt ons in staat, over deze H. Relieken nog het volgende te melden.

Van Novemb. 1696 tot Sept. 1836 was de gewijde schat in een houten kistje bewaard onder het zegel Zijner Doorl. Hoogw. van Sebaste, sedert dien tijd onder dat van den hoogwaardigen Bisschop van Curium. Toen op 22 Oct. 1878 in tegenwoordigheid van Utrechts aartsbisschop, A. J. Schaepman zal. ged., het reliekenschrijntje werd geopend, viel het oog daarin vooreerst op de volgende oorkonde;

Petrus, Dei et Apostolicae Sedis gratia archiepiscopus Sebastenus ac per Foederatum Belgium vicarius apostolicus, omnibus bas visuris salutem in Domino apprecatur serpiternam.

Gum supremum hisce in regionibus dominium superiori saeculo immutaretur, adeoque Catholica religio e templis eliminaretur, venerandus dominus Gerardus Bruyns sive Brunesius ecclesiae cathedralis Daventriensis canonicus ac thesaurarius, has S.S. Radbodi, Lebuini, Marcellini aliorumque Reliquias, quae in ea tempore longissimo asservatae honorataeque fuerant, in suam custodiam recepit. Post mortem eas reliquit sub cuatodia neptis suae Catharinae Bruyns quae

(Dit Archief I. 225). Elders vernemen we nog van denzelfden Aposlol. Vicaris, dat de geleerde priester binnen Deventer werd geduld, natuurlijk onder verbod van alle geestelijke bediening. Doch wijl menschen bevel niets vermag tegen last uit den Hoogen ontvangen, hielp bij in ’t geheim zoo velen als bij kon. Revius vermeldt ons zijn dood op bet jaar 1630.

1) Vermoedelijk is deze eene dochter aan jonker Berend Bruyns