Op het feest van Onzes Heeren Hemelvaart des jaars 1803 vierden Deventers Katholieken voor de eerste maal met hlijde ziel weer de H. Geheimen in het oudeerwaardig en zoo gelukkig herwonnen kerkgebouw, dat tot in het begin van 1855 als tweede- en feestkerk diende, maar van 1 Fehr. des laatstgemelden jaars tot eenige en uitsluitende kerspelkerk werd bestemd.

Toen koning Lodewijk Boonaparte in de lente van 1809 Deventer bezocht, zag de Broerenkerk op Zondag 5 Maart Zijne Majesteit daar binnen treden. Hierover wordt in de Bijdragen t. d. Geschied, v. Overijssel, V hl. 34, met een woord gerept, doch meer licht verspreid door de volgende toespraak, op Zondag 4 Maart 1810 gehouden door den te recht gevierden pastoor J. W. A. Muller:

Dierbaarste gemeente.

Het is juist van daag een jaar geleden dat wij het groote genoegen genoten, om onzen hartelijk geliefden Koning in dit ons tempelgebouw te mogen ontvangen. Wij verheugden ons allen bovenmaten, wij juichten van blijdschap over deze gebeurtenis. Deze zoo goede monarch wilde die vreugde onder ons altoos levendig houden en hij wenschte, dat het bezoek hetgeen hij in dit Godshuis deede op onze nakomelingschap zou worden overgebragt, en dat wij en zij hij aanhoudendheid eene gegronde rede tot blijdschap en tot een dankbare errinnering aan hem mogte(n) hebben. Onze godsdienstige Koning zag met aandoening en met welbehagen dezen tempel en hij liet zich met vreugde de geschiedenis verhalen, op welke wijze dezelve in ons bezit was gekomen. Hij, die zoo onbegrijpelijk veel van eensgezindheid en van vereeniging houdt, hij, die door zijn voorbeeld en door zijne wijze