Maar dit verhaal blijkt op meer dan ééne plaats onnauwkeurig en maakt zoo hier als elders groote sprongen. Voorts merken wij met DeFremeryop, dat het vreemd zou zijn, dat Jan Bollen, die als proost der abdij van 1338 tot 1347 onafgebroken en uitsluitend onder dien naam voorkomt, later een anderen naam zou dragen. En in elk geval, werd Jan Bollen ook Jan van Beest genoemd, dan waren er twee van dien naam; want bij kon niet tegelijkertijd proost der abdij en proost van Koningsveld zijn.

Hier, terwijl ik Jan Bollen als proost der abdij van Mariënweerd bespreek, komt bet vermoeden bij mij op, dat bij de schrijver van bet „Gartularium” is, en dit om de volgende redenen: 1“. Het eigenlijk gezegd „Gartularium” eindigt met bet jaar 1347, en ook tot dat jaar vindt men daar Jan Bollen als proost vermeld. Dat bij in 1349, toen bij abt werd, nog een paar jaar met bet copiëeren der charters ten achteren was, is zeer begrijpelijk. 2®. Het schrift stemt ook met dien tijd overeen, zooals De Fremery in zijn Voorherichl blz. VI getuigt. 3®. Zijn ambt eindelijk bracht bet mede, zulle Gartularium te schrijven, hetwelk namelijk alle oorkonden, welke bij voor bet tydelvjh bestuur noodig bad, zou behelzen. Trouwens van velerlei andere zaken, als van prelaatskenzen, van benoemingen, van confirmatie’s, van wijdingen, van praesentatie- of institutiebrieven, van visitatie’s, capitula, inventaria enz. zal men bier weinig of niets vinden.

Omtrent de lotgevallen van dit kostbaar bandschrift, de „goederenlijst” en andere daarbij beboerende stukken zullen later eenige bijzonderheden volgen.

O Zie Gartularium der Abdij M. n”. 458—546.