jongere tot koningen onder Lotharing deed kroonen: Pepijn werd over Aquitanië, Lodewijk over Beieren gesteld. Was deze rijksverdeeling eene bron van groote ontevredenheid en oneenigheid onder de drie broeders, ’s keizers tweede huwelijk met Judith, de dochter van Welf van Beieren, de nieuwe rijksverdeeling ten gunste van Karei den Kalen, die uit dit huwelijk gesproten was, werden de oorzaak van zoo feilen haat en bitteren wrok tusschen Lodewijk en de andere zonen, dat gedurende vele jaren het vuur des hurgeroorlogs niet kon worden uitgedoofd en de regeering van Lodewijk den Vromen eene der rampzaligste geworden is, waarvan de jaarboeken geheugenis bewaren. Men kan de vele gruweldaden der ontaarde kinderen, de namelooze ellende, die over het gansche rijk gebracht werd, niet op rekening van Lodewijk den Vromen schrijven. Maar toch is het zeker, dat zijne zwakheid en kortzichtigheid en de traagheid zijns geestes, waardoor hij velerhande misslagen beging, al te zeer aanleiding tot de inwendige beroeringen gegeven hebben. Grooter verantwoordelijkheid nochtans heeft de keizerin Judith op zich geladen. Want, nadat zij haar verouderden gemaal in het jaar 823 een zoon geschonken had, wilde zij niet rusten, al moest zulks ook het welzijn van millioenen onderdanen kosten, voordat zij haren lieveling een koninkrijk bezorgd had. Doch zwaar moest [zij hiervoor boeten. Met de vernietiging der eerste rijksverdeeling werd haar eigen geluk en dat van Lodewijk den Vromen vernietigd.

') Dit huwelijk werd voltrokken in StO; V. Loon II bl. 40. Einhardi annal. ad ann. 819 Migne, 1. c. col. 487. Rohrbacher, l’Eglise cathol. tome XI. p. 420. Buchelius ad Bekam, p. 23, noot d.