verstands, den geest des raads en der sterkte, den geest der wetenschap en der godsvrucht, den geest uwer heilige vreeze. Leg uw woord in mijnen mond, opdat ik uw volk onderwijze naar uwen wil, geef mij kracht en standvastigheid in uwen dienst, om toegerust met de wapenen uwer machtige bescherming, de zichtbare en onzichtbare vijanden mijner kudde te overwinnen. Versterk mij in alle goede werken. Leid mijne schreden op uwe paden, opdat de voet des hoovaardigen mij niet dere, noch de hand des zondaars mij beroere. Plaats eene wacht voor mijnen mond en eene deur voor mijne lippen, opdat geen enkel leugenachtig woord daaruit voortkome voor uw aangezicht. Koning der Koningen, Heer der Heerscharen, opperste Herder, bewaak de kudde, over welke ik tot herder ga gesteld worden, opdat de verscheurende wolf, die rondwaart en zoekt, wien hij zal verslinden, geen schaap van mijne kudde roove en verscheure. Moge uwe rechterhand haar altijd koesteren en beschermen! Gij weet. Heer, wat ik noodig heb en vragen moet. Maak duidelijk en zichtbaar in mij, hetgeen ik met vaste hoop van U verwacht”*).

De Heilige had nauwelijks zijn gebed geëindigd, toen de keizer met de bisschoppen binnentrad, en aan Frederik de heilige wijding deed toedienen Geestelijken en volk waren zeer verheugd. Lofzangen en dankgeb-’df'n welden op uit aller borst en vervul-

*) Vita St. Frederici ex Ms. Ultraj. Acta SS. ). c. cap, 11.

“'1 Vita St. Frederici, 1. c.; Beka, 23; Arend, I, 387; Bat. Sacr. p. 100; V. Loon t. a. p. 11, bl. 37. Rosweydus (generale Legende der Heiligen, 11, bl. 48) zegt, dat de Heilige te Utrecht gewijd en daarna naar den keizer gereisd is; waar hij zulks gevonden heeft is mij niet bekend; de biografie heeft juist het tegendeel.