om aldus Zijn Eerw. te betrappen. Reeds eenmaal hadden zij hun doel bereikt, den priester gevangen en den losprijs gewonnen; allicht zou dit aanlokken om het meer te beproeven, zonder dat de heer grietman het kon beletten. Te Irnsum was iets dergelijks niet meer te vreezen; daarbij lag dit punt ongeveer in het midden van den werkkring, en de hooge beschermster genoot de voldoening dat haar zielzorger dan in de nabijheid woonde.

Op de nieuwe standplaats nam heer Gaytzema zijn intrek in het voorhuis eener hoeve, wier bewoner zoowel als de eigenares tot zijne verwanten behoorde. Toch bracht de nieuwe huisvesting weinig verandering in het leven van den priester, dat immer, als tijdens het leven van wijlen heer Tadema, zeer zwervend bleef. Heden bevond de herder zich te Oldenboorn in het Zuiden om een kind te doopen, morgen allicht te Wartena in het Noorden om een huwelijk in te zegenen, dan weer te Sybranda-buren in het Westen om een zieke te „berechten”; en telkens als hij daar verscheen riep hij er de kinderen bijeen om zijne zorgen hun te wijden of verzamelde, zooveel het kon, de gemeente om met haar te „kerken”. Drie- viermaal in de week kon dit soms geschieden, veelal bij nacht, doch op gunstige tijden soms ook over dag. Mocht de priester van zijne tochten een weinig uitrusten, dan las hij op de hoeve te Irnsum de H. Mis in een geheim vertrek.

Op Zon- en Feestdag toog hij in zekere orde rond om op één of twee aangewezen punten te vergaderen met de zijnen, in grooter of kleiner getal, naar gelang tijd en gelegenheid meer of minder gunstig bleken. Waar de priester dan zijn intrek nam, daar werd, onderwijl de rouwmoedige boetelingen op een rustig