kerkhuis-voogden ’sjaars drie sielmissen moeten laten leesen, te weeten in Fehruario voor Tjerk Gerrits, in Junius voor Pieter Gerrits en in September voor Witse Gerrits Ehee; voor de welke aan den tijdelijken priester vijff Oaroli guldens moeten betaelt worden. (Naar een afschrift in een jonger kerkeboek te Irnsum.)

Godefridus Wamsteeker, in 1705 te Didam in Gelderland geboren, in of voor 1735 tot priester gewijd, wordt in den zomer van 1737 als pastoor naarirnsum gezonden, boekt den Augustus van gemeld jaar hier zijn eersten doopeling en schrijft in het trouwboek neer: „Post ohitum E. D. Swarte a me Godefrido Wamsteeker, ejus successore, matrimonio juncti sunt:” De boekhouder Teeke Gerbens vermeldt verder: „Als „onse nyeuwe pryester Godefr. Wamsteeker hierkuam, „hebben ons gemeente vrouwen elck wat geit gegeeven, „die somma van neegenensestych gulden, ellef stuy„vers, waarvoor te zijnen behoeve werd aangeschaft een „alderbest bed” met toebehooren, gelijk in 1719 was geschied, benevens „6 nieuwe stoelen, een nieu „Hollans taafel en teeblad. Dit hoort aen de gemeente „en .... (moet hier blijven).” Werd voor den pastoor gezorgd, het Godshuis werd niet vergeten: in 1741 verscheen er op het altaar „een silver(en) venerabile, nieu gemaakt.” ’)

Terzelfde tijd ging men zwanger van bouwplannen. Doch opdat bouwen geen rouwen mocht baren, gebood de wijsheid vooraf den arbeid te regelen. Ook kon,

9 Met deze opgave vangt eene lijst aan van het zilverwerk, dat in de tweede helft der vorige eeuw kerk en altaar te Irnsum oTdrhijiag?D.''‘""