W6rd besloton, dat de heilige Odulphus als herder van Staverens kerk zou achterblijven, om de teruggevoerde schapen op goede weiden te voeren en voor nieuwe afdwaling te bewaren.

Slechts ongaarne onderwierp zich Odulphus aan deze schikking en wendde voor, dat hij te ver in jaren gevorderd en buitendien niet bekwaam was voor die zware taak. Toen evenwel ook deze verontschuldiging den H. bisschep in zijn eenmaal genomen besluit niet kon doen wankelen, bleef Odulphus te Staveren, op voorwaarde nochtans, dat hij na verloop van eenige jaren naar de kerk van Utrecht zou terugkeeren, omdat hij beloofd had aldaar zijn leven in ’s Heeren dienst te eindigen De H. Frederik vertrok naar Utrecht.

Odulphus, vol van den H. Geest, hield niet op voor het volk te prediken en het den weg te wijzen naar het hemelsch vaderland. De sterken voedend met de spijze des goddelijken woords, schonk hij, naar het woord des Apostels, melk en honing aan de zwakken en onervarenen. Na te Staveren een kapittel van reguliere kanunniken gesticht en alles wel gedaan te hebben, keerde de H. Odulphus, rijk aan verdiensten en goede werken, naar Utrecht terug waarbij in hoogen

') Bat. Sacr. p. 106, 107. Opmeer t. a. p. I. bl. 280.

Dit kapittelhuis, door Odulphus gebouwd, werd door bisschop Andreas, graaf van Kuik, in een dubbelklooster veranderd , waarin hij monnikken en nonnen van Oostbroek plaatste. Buchel. in Annot. ad Hedam. p. 25, 26. Beka p. 48.

’) Men wil, dat de Heilige bij zijn afscheid voor een talrijke schare zijne droefheid te kennen gaf, omdat zij niet in de ware leer zouden volharden. Dat daarom de heidenen hun land verwoesten en hen-zelven in gevangenschap zouden medevoeren. Batav. Sacr. p. 107. Wat daarvan is, weten wij niet, daar latere schrijvers niet meer van Sabellianisme en Arianisme bij de Friezen gewagen.