HOOFDSTUK VII.

Db AANLEIDBNDE oorzaak van 'sHsiLfOEN MARTELING, ZOOALS ZE IN ZIJNE „LEVENSBESCHRIJVING” STAAT OPGBTEEKBND 1).

Wij hebben vroeger verhaald, dat Lodewijk de Vrome, na de wijding van den H. Frederik, eene vergadering belegde, waarin hij den nieuw-gezalfden bisschep de missiereis naar Walcheren en de uitroeiing der bloedschendige huwelijken opdroeg. Toen de koning had uitgesproken, slaakte Frederik een diepen zucht en antwoordde: „Het is waar, mijn heer en koning, gij heht mij gehouden met een duren eed. Maar, zeg mij, zal ik dit alles ten uitvoer kunnen leggen, zonder hij U in ongenade te vallen? De koning, over zich zelf gerust, hernam: Niet alleen zult gij niet in ongenade vallen, maar ik zal u in alle moeilijkheden een machtige steun zijn. Vol van den H. Geest en het woord van Jeremias gedachtig, die zegt: „Ik heb u over het volk gesteld als een onpartijdig rechter, opdat gij hunne wegen zoudt kennen en heoordeelen”, neigde zich de H. Frederik naar den koning en vroeg: „Met welk deel van een visch begint men te eten, met den kop of met den staart?” of legt men de grondslagen, nadat men den muur reeds opgetrokken heeft? De koning was over zulke vraag ten zeerste

‘) Het nader onderzoek hieromtrent zal volgen in een ander hoofdstuk.