Zij moordden en brandden als naar gewoonte en sleepten geld en vrouwen met zich mede. Men zag in deze rampen van het ongelukkig eiland Gods strafgerichten voor de afschuwelijke zonden der bewoners, waarover wij boven gesproken hebben. Nadat de vijand aldus eenigen tijd op Walcheren gehuisd en tal van goede Christenen gedood had, toog hij naar Duurstede, om ook daar zijne hartstochten bot te vieren. Men vermoedt, dat Wijk te Duerstede de aanzienlijkste stad van het gansche gewest, bloeiende door handel en welvaart, het middelpunt of de zetelplaats van dit gebied geweest is. Anderen houden het gansche verhaal dier grootheid, waarin ook vermeld wordt, dat Duurstede 55 kerken zou gehad hebben, voor een verdichtsel, dat door geen enkelen tijdgenoot bevestigd wordt Huijdecoper spot met de overdrevene berichten over den rijkdom en luister van Duurstede en beweert, dat

>) Cuperus Annot. ad Ms. Ultraj. Acta SS. 1. c. Gap. VII n. h.

Huijdecoper (Aanteek. op Melis Stoke. I. hl. 192, 193', Arend t. a. p. I. hl. 391 v. Bolhuis t. a. p. hl. 59 , 60.

Moll (I. bl. 109) houdt voor waarschijnlijk, dat die 55 kerken niet van de stad, maar van het landschap Duurstede geweest zijn, en wellicht aan Willehrords bemoeiingen haar eersten oorsprong hadden te danken. Zie de daar aangehaalde schrijvers. Ludger noemt Duurstede in zijn «Commemoratio de St. Bonifacio atque Gregorio» Vicum famosum Dorstad. Zie hij Paris, Disquisitio de Luidgero p. 167.

Arend (I hl. 430) verhaalt op gezag van Asch van Wijk (Over het oude handelsverkeer der stad Utrecht I hl. 100, 102 , 200) dat Duurstede door haren handel tot een groote vermaardheid was gestegen. «Zij bezat eene belangrijke rivierhaven, werd door vele Friesche kooplieden bezocht; en hoewel Utrecht, als een der hoofdzetels van het Friesche gebied, als oude marktplaats en als eene sterkte zijne belangrijkheid behield, schijnt zich echter het handelsverkeer te Duurstede gevestigd te hebben.»