alom gevreesd was, zond Godfried, de vorst der Denen, een machtige vloot van tweehonderd schepen naar Friesland, om door onze gewesten heen dieper in het gebied der Franken door te dringen. De Friezen boden den gehaten vijand moedig het hoofd, doch werden geslagen en op schatting gesteld. Te Bedum vielen de HH. Walfried en Eathfried, zijn zoon, als martelaren. Karei greep zijn overwinnend zwaard en trok den ruwen Noorman tegemoet tot aan de Wezer en de Aller, waar hij vernam, dat Godfried door de zijnen gedood, en de Deensche vloot gevlucht was.

Bodewijk de Vrome vestigde Harold in het hart des Vaderlands, hetgeen de treurigste gevolgen na zich sleepte. Deze Deen was alleen in schijn bekeerd, maar werd om die schijnhekeering niet minder door de nog heidensche Denen bestookt. Onze vaderen, de leengoederen van Harold bewonend, waren aan alle wreedheden ten prooi. In 834 voer de vloot der Noormannen den Rijn af, maakte Wijk bij Duurstede met den grond gelijk en sleepte de ongelukkige bewoners weg in slavernij. Ten jare 835 stroopten zij andermaal het land af, verwoesten Witlam, eene handelsplaats bij Den Briel. Het jaar 837 zag dezelfde gruwelen op het eiland Walcheren; doch hier werden de wreedaards door Lodewijks troepen in hun woest spel gestuit.

Onder Lotharius I steeg de nood onzer voorouders altijd hooger. Harold en Roruk, die hunne christelijke onderdanen aan de Noren prijsgaven, werden door dezen vorst begunstigd. In 846 werd Wijk bij Duurstede voor de vierde maal geplunderd en de gansche Betuwe vermeesterd. Eindelijk kwam ook Utrecht aan de beurt. De vestingwerken werden neergehaald, de kerken omvergeworpen, het grootste deel der inwoners vermoord.