Oanterbury, zegt Mabillon, was bet afleggen der religieuze geloften door een langdurige gewoonte bijna tot wet geworden. ')

Wij vermoeden, dat Eadboud hierin het voorbeeld heeft willen volgen van Willibrord en Bonifatius, voor wie hij een diepe vereering aan den dag legde.

De H. Eadboud gedroeg zich dienvolgens als een volmaakt kloosterling. Zich van vleesch en andere meer gezochte spijzen onthoudend versterkte hij zijn geest niet zelden door een twee- en driedaagsche vasten; en wanneer de broosheid zijns lichaams hem tot eten noopte, was het noodzakelijkste voedsel voldoende voor zijne matigheid. Bij zulke boetedoening straalde zijn gelaat van heilige vreugde, zoodat de meeste zijner huisgenooten deze gestrengheden niet eens vermoedden. Maar weinigen mochten getuigen wezen van zijne gestrengheid , want hij wilde niet, dat de kastijding zijns lichaams zichtbaar werd.

Hoe aangenaam aan God het nederig en boetvaardig gedrag zijns dienaars was, zal blijken uit de volgende gebeurtenis. Er woonde te Deventer een man met name Gommarus, die hoewel een eenvoudige leek, met den Heilige bijzonder bevriend was en hem dikwijls bezocht. Deze wilde zich van de boetplegingen zijns H. bisschops overtuigen. Op zekeren dag met Eadboud aan tafel gezeten en naar gewoonte met hem sprekend, vraagt Gommarus, uit zijn beker te mogen drinken. Die beker was uit onyxsteen vervaardigd en versierd met een gouden beslag; maar de inbond was niets

i") Migne, Tom. 132 col. 537.

2) Beka, p. 32; Heda, p. 71. De Vita Radbodi noemt den naam des mans niet.