verschijnt hem de allerheiligste Maagd Maria met de HH. maagden Tecla en Agnes en vervulde het gansche vertrek met een hemelsch licht. Radboud werd door dit gezicht zóó zeer bevreesd, dat hij geen woord kon uitbrengen en van schrik bijna bezweek. Maar de Koningin des hemels stelde haar dienaar gerust en zeide: „Vrees niet, Radboud, en wees overtuigd, dat gij haar aanschouwt, tot welke gij zoo vaak uwe bede richt. Ik acht het niet beneden mij, ü door mijne tegenwoordigheid te troosten, omdat gij in uwe gebeden mijner altoos gedenkt. Deze ziekte is niet gevaarlijk; gij zult thans herstellen; maar daarna niet lang meer leven. Wees echter niet bevreesd: „staak uwe waakzaamheid en goede werken niet, en ga voort op den ingeslagen weg.” Na deze woorden verdween de H. Maagd en met haar het schitterend licht; doch een aangename geur vervulde de kamer nog langen tijd daarna. Radboud stond genezen van zijne legerstede op. Aan eenige vrienden deelde hij de verschijning mede en verklaarde hun tevens houding en kleeding, en het gansche uiterlijk der allerheiligste Moeder des Heeren, er bijvoegend, dat hare schoonheid alle verbeelding overtrof, en dat hij de HH. maagden Agnes en Tecla aan hare gelaatstrekken en kleeding erkende.

Nadat de drie jaar en zes maanden sedert de voorspelling zijns doods verloopen waren, overviel den H. Radboud, terwijl hij waarschijnlijk eene visitatiereis door Drenthe maakte *), eene gevaarlijke koorts. Het

•) (dn pago Trente» zegt de Fïta Radhodi; maar «pagus» werd in die tijden een groot gebied, zelfs dat van een graaf genoemd. De Hollandsche Bat. Sacr. zegt, dat het een dorp