opgevoed, een korte beschrijving van het onderwijs der laatste leert ons, in welken staat van ontwikkeling de H. Ansfried de school van Keulen verliet.

Hendrik de Vogelaar verwekte bij zijn gemalin, de H. Mathilde, drie zonen: Otto I, den Grooten, Hendrik en den H. Bruno I, aartsbisschop van Keulen. Eeeds op vierjarigen leeftijd, in het jaar 929, werd de laatste naar Utrecht gezonden, om door bisschop „Balderik, wiens welsprekendheid, dichterlijke gaven en groote belezenheid door zijne tijdgenooten zeer geprezen werden, in vroomheid en wetenschap opgevoed te worden. Bruno vertoefde ongeveer tien jaren in die school, en nooit heeft zij een kweekeling gehad, op wien zij meer mocht roemen” >). Toen hij zich de eerste beginselen der spraakkunst had eigen gemaakt, en met de lezing der oude schrijvers begon, behaagde hem hoven allen de dichter Prudentius. Een weinig later ontging geen enkel studievak der Grieksche en Latijnsche letteren aan zijn scherp vernuft. Noch zijn rijke omgeving, noch de groote menigte bezoekers kon zijn wetenschappelijken arbeid vertragen. De vrucht van zulk een ijver was niet alleen de hooge ontwikkeling, die later voor Duitschland zoo weldadige vruchten droeg, maar tevens een wonderbare reinheid van ziel. Nuttelooze en ijdele gesprekken waren hem een gruwel; de studieboeken zijn meest bezochte vrienden

Is het wonder, dat de begaafde jongeling bij zulk een vlijt en volharding opwies tot een man, die om

B W. Moll, Kerkgesch. van Nederland vóór de Hervorming. I, bl 355.

’) Buotger, St. Brunonis Col. Archiep. Vüa, Migne, F. L. Tom. '134, col. 944; Pertz, Mon. Germ. Script. IV, cap. 4.