die door gunsten noch geschenken kon worden afgetrokken van den weg der hoogste rechtvaardigheid. In raadsvergaderingen en bijeenkomsten werd zijn gevoelen het eerst gevraagd. Voerde Ansfried het woord, dan zwegen allen uit eerbied, en om niets te verliezen van de wijsheid, die stroomde van zijne lippen. Een door hem voorgedragen wetsvoorstel durfde uit hoogachting niemand tegenspreken. Zijne rede was zoo gematigd en bescheiden, dat hij de vermaarde spreuk van Terentius: „overdrijf niets («e quid nimis), nimmer uit het oog verloor.

Het woord van Ansfried was de spiegel zijner ziel; de adel des harten sprak uit zijne bescheidenheid. De dagelijksche gesprekken wist hij onderhoudend en aangenaam te maken door voorbeelden uit de H. Schrift. Gunden hem de aardsche bezigheden eenige rust, dan overwoog hij de rechtvaardige oordeelen Gods, en was zóózeer in de lezing der gewijde schriften verdiept, dat hij door dwaze wereldlingen om zijn monnikenleven werd bespot. Dit mag te minder bevreemding wekken, wijl de Heiligen Gods grooter verachting inoogsten van de zijde der wereld, naarmate zij zich inniger hechten aan hun Meester; en vervolgens wijl zij met Gods toelating worden beleedigd door de boezen, opdat hun geduld des te meer uitblinke in de beproeving, naar het woord der H. Schrift: „Gij hebt mij ter bespotting overgeleverd aan den dwaze” (Ps. XXXVHI, 9). Wanneer hooggeplaatste mannen in de rijksvergaderingen omtrent de gewichtigste belangen van gevoelen verschilden, namen zij hun toevlucht tot den H. Ansfried, om van hem wijsheid te leeren en zijne beslissing te vernemen. Bij de keizers was hij gedurende zijn gansche leven in hooge gunst. Zeer dikwijls verscheen