mog. verwachten, maer de hinderpaelen, die den Heer van Maersebroeck in sijne negotiaty heeft ontmoet, schoon hij met overgroote vlyd, omsichtige bescheijdentheijt en onkreuckbaer gedult die heeft bevoordert, verbieden mij sulx TJEd. mog. toe te seggen. Echter konnen verseekert sijn, dat het hier ons noch aen geen vrienden, noch aen wijsen raad sal gebreeken, om de verlangde ontlasting der bedruckte op soodanighe manier te bevoorderen als de bequaemste geoordeelt sal worden en alsoo te doen blijken, met hoe groote genegentheijt ick ben

Edele mog. Heeren

Myn Heeren

UEd. ootmoedighen en verseekersten dienaar Eigenh. get; Johannes EPS Castorien. Vic. Apost.

S. Germain 24 Februari 1673. /

1673, Maart 16.

EeerTcassel aan de Staten van

Edele mogende Heeren.

Ik heb d’eer gehad van tweemael sijne Majesteijd aen te spreken. D’eerste aenspraeck is geschiet int cabinet van sijne Majestijt te St. Qermain, alwaer hem wijtlopich en krachtigh heb vertoond den droevigen stand van UEd. mogende provinciën. Welcke vertooningh sijn konincklijck gemoet in der voegen ontroerden, dat sich beclaegde over den noot daer sich invond, daer bijvoegende, dat met sijn de wonden sijner ondorsaGten WGDschten te geneezen.

Bij deesen woorden van goedertierentheijt voeghde eenighe klachten over de wangunst, die hem sijn nieuwe ondersaeten toedroegen, twelek sijnde van mijn ten bequaemste verschoond, repliceerde sijn Majestijd, dat

Archibf XXII.

8