HET GRAF VAN DEN H. HÜNGERUS.

Ia döv vorige-, van dit Tijdschrift heeft de ijverige navorscher Pastoor Hofman, op blz. eenige merkwaardige mededeelingen geplaatst, die ik mij veroorloof in de volgende bijdrage nader te bevestigen en aan te vullen.

Het zal mi ruim 7 jaar geleden zijn sedert ik in de Bibliotheek van bet Beggijnbof eene aanteekening vond van den volgenden inbond: „1758 of eenige jaren later. Een boer, bet land omspittende, stiet op een barden steen. Vervolgens al verder rondom stotende, merkte bij dit een vierkante langacbtige steen te zijn, en de aarde daaraf geschopt hebbende, zag dat bet was een steenen kist, in hetwelk begraven was bet lichaam van St. Hungerus, zooals bleek uit de letteren op de Zark. Een menigte volks van alle kanten zamengevloeid opende de kist, en vonden bet lichaam daarin zooals hetzelve begraven was; doch roerende vielen alle gebeenten in malkander; een ijder nam een stukje daarvan zoo bet hem voor de band was, doch de Heer van Loendersloot of Kronenburg beeft alle deese overblijfselen bij hem laten brengen, deselve in een kist gesloten en met staatsie in de gemelde kerk doen begraven.”

Tot zoover bet manuscript.