schilderijen met twee vleugeltjes, vier ebbenhoute kandelaars met een dito krijsjefix en een packie met antaergoet.

Toen Ysselt in 1775 in handen was gekomen van de familie van Dam van Isselt, welke Protestant was, kon er natuurlijk heelemaal geen sprake meer van zijn om nog den E. K. eeredienst in de kapel van dien naam uit te oefenen. De kapel schijnt toen ook in verval geraakt te zijn, zooals blijkt uit het navolgend gedicht van Fieter Pijpers, te vinden in zijn Eemlandsch Tempe Dl. I blz. 50 (gedrukt te Amsterdam 1803):

ISSELT.

Aadlijk Isselt! is het waar?

Zien wij nog uw kerkje daar,

Door den ouderdom versleten?

Naauw’ moogt gij een kerkje heeten,

Spinnen weeven op ’t altaar!

Adel! gij bezit op de aarde

Veelal bij den mensch geen waarde.

Zo de aeloudheid u niet sier’;

Wel! dan vinden we in dees hutten,

Die vermolmde balken stutten.

Om bet vee voor kou te schutten,

Waarlijk ouden adel hier.

In zijne aanteekeningen op dit gedicht zegt Pijpers blz. 3 t. a. p.: „onder een beeldje, welk in het kerkje „te Isselt gevonden word, leest men het volgend tijd„schrift: lOon hae O è qVer CV VIL ar I ens I, qVae „sanOtl bernarDl è sClplone CreVIT Ar 1 D o.”

„In hetzelve kerkje ziet men de overblijfselen der „kerksieraaden nog op het vervallen outaar staan, en