Volgens zijne Historia blz. 695 was hij in 1580 te Zwolle en werd hem toen aldaar door den goudsmid Henricus van Ootmarsum, sceleratissimus sacrilegus, zooals hij hem noemt, in eene volle vergadering van Calvinisten het verblijf in die stad ontzegd.

In datzelfde jaar verliet hij Nederland en vestigde hij zich metterwoon te Keulen, zooals blijkt uit de uitgave van L. Dreves der Annuae Missionis Hamburgensis blz. 31, noot 103, die daar van hem zegt: natus Amersfordiae, in variis locis paternae Batavorum terrae res divinas faciebat usque ad 1580, quo anno, patria exterminatus, Goloniam migravit. Hic, zoo schreef J. F. Foppens in zijne Bibliotheca Belgica II blz. 894, annos complures vixit ea comitate et morum facilitate, ut multorum etiam senatorii ordinis virorum amicitiam meruerit.

Te Keulen schreef hij verschillende werken, zooals hlijkt uit de opdracht van zijn Bellum Ooloniense, die hij te Keulen deed nonia Martii 1584, de opdracht zijner uitgaaf van den vermeerderden Surius, die hij deed op 17 Augustus 1585 ex museo meo Ooloniensi, de opdracht van zijne Vita Ghristi, die hij te Keulen deed in 1586 „ex monasterio corporis Ghristi,” de opdracht van zijne Excercitia in VII meditationes, die hij te Keulen in 1586 deed „ex musaeo nostro Aggripinensi en de opdracht van zijn Dux Peccatorum, die hij te Keulen in 1587 deed „ex nostro musaeo monasterij Corporis Ghristi.” Uit gemelde opdrachten valt op te maken, dat hij te Keulen in een klooster verblijf hield, wat ook werkelijk het geval was, daar hij alstoen aldaar verblijf hield in het klooster Herrn-Leichnam der Reguliere Kanunniken van Windesheim.

In 1589 was hij weder op vaderlandschen bodenj,